De btw-aftrek voor voertuigen is een bijzonder ingewikkeld verhaal. Voor personenvoertuigen kan die aftrek in principe nooit groter zijn dan 50%. Maar als het voertuig ook voor privédoeleinden wordt gebruikt, kan de aftrekbeperking groter zijn. De administratie maakt het u tijdens de coronacrisis iets gemakkelijker om het één en ander aan te tonen.
10 jaar geleden
De regeling die de btw-aftrek voor autovoertuigen beperkt, is ondertussen al meer dan 10 jaar oud. Ze dateert van 29 december 2010 en trad in werking op 1 januari 2011.
De wet had het meer algemeen over bedrijfsmiddelen en stelde dat de btw-aftrek van bedrijfsmiddelen die ook voor privédoeleinden wordt gebruikt, beperkt moet worden tot het beroepsmatig gedeelte van het gebruik. Een bedrijfswagen die door het personeelslid ook voor woon-werkverkeer wordt gebruikt is zo’n typisch voorbeeld van privégebruik van een bedrijfsmiddel.
Bijkomend mag u niet uit het oog verliezen dat de btw-aftrek van autovoertuigen sowieso beperkt is tot 50%. Heeft u een bedrijfsvoertuig dat voor 60% beroepsmatig gebruikt wordt, dan geldt de beperking tot 50% (tenminste als we het hebben over personenwagens). Wordt het bedrijfsvoertuig voor slechts 40% beroepsmatig gebruik, dan is de btw-aftrek beperkt tot 40%. We benadrukken hier nogmaals dat beroepsmatig gebruik gezien moet worden vanuit de btw-plichtige onderneming die de wagen ter beschikking stelt: woon-werkverkeer is niet beroepsmatig voor die onderneming.
Het werkelijke gebruik of een forfait
Hoe bepaalt u het beroeps- en privégebruik? De fiscus biedt u 3 mogelijkheden.
De eerste methode is gebaseerd op het exacte effectieve gebruik en veronderstelt een rittenadministratie. U moet dus dagelijks de verplaatsingen voor beroepsdoeleinden noteren: datum van de rit, beginadres, eindadres, afgelegde kilometers per rit, totaal afgelegde kilometers per dag.
De tweede methode is de zogenaamde semi-forfaitaire methode. Deze methode is bedoeld voor ondernemers die een bedrijfswagen ter beschikking stellen van het personeel die er zijn woon-werkverkeer mee aflegt. Het privégebruik wordt dan gebaseerd op de afstand tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling: [(afstand woonwerk x 2 x 200 + 6.000) / totale afstand] x 100. Als u deze formule wat aandachtiger bekijkt, dan kan u zien dat de fiscus er van uitgaat dat het personeelslid op jaarbasis 200 keer heen en terug naar het werk rijdt en nog 6.000 km voor andere privédoeleinden aflegt.
De derde methode is zonder meer de meest eenvoudige: het beroepsgebruik is 35% en de btw-aftrek op het voertuig is dan ook meteen beperkt tot 35%. Als u voor deze forfaitaire methode kiest, dan moet u die berekeningsmethode minstens 4 jaar aanhouden. Switchen wanneer het u het beste uitkomt kan dus niet.
Impact corona
Om de tweede methode toe te kunnen passen, is vereist dat het personeelslid min of meer 200 keer naar kantoor gaat. Met de verplichting om te telewerken sinds 2020 is die voorwaarde niet meer vervuld. Zou u deze methode onverkort toepassen, dan zou dat een bijzonder grote impact hebben op de btw-aftrek. Maar zou u overstappen naar de toepassing van het algemeen forfait, dan hangt u er aan vast voor 4 jaar.
Op die regel voorziet de administratie nu een tolerantie. Wie gewoonlijk de tweede berekeningsmethode gebruikt mag voor 2020 het recht op aftrek uitoefenen via het algemene forfait van 35%. Wie dat wil mag de tweede ‘semi-forfaitaire’ methode en de derde ‘forfaitaire’ methode combineren (wat in principe niet toegelaten is).
Dit geldt enkel voor kalenderjaar 2020. Vanaf kalenderjaar 2021 moet u opnieuw de tweede methode gebruiken. De verplichting om gedurende minstens 4 kalenderjaren gebruik te maken van het algemene forfait van 35% geldt dus niet.