De verankering van de familiale vennootschap in de familie wordt door de wetgever ondersteund via bijzonder voordelige belastingstelsels voor schenking en overlijden. Behoud van die voordelige stelsels is afhankelijk van een aantal voorwaarden, waarvan sommige ook vele jaren later nog moeten worden nageleefd.

Voordelig fiscaal regime

Wanneer een familiale onderneming wordt geschonken is er geen schenkbelasting
verschuldigd.
In geval van vererving van de onderneming is een tarief van 3%
van toepassing als de onderneming overgaat naar erfgenamen in de rechte lijn of
naar de partner, en een tarief van 7% in alle andere gevallen.

Een aantal voorwaarden moet vooraf vervuld zijn. Het moet bijvoorbeeld gaan om
familiale ondernemingen met een échte activiteit; vastgoedvennootschappen zijn
daardoor uitgesloten.
Maar andere voorwaarden moeten ook na de schenking of
vererving nog nageleefd worden. Zo moet de reële economische activiteit minstens
drie jaar voortgezet worden en geldt er een kapitaalbehoudsvoorwaarde.

Behoud van kapitaal

Eén van de voorwaarden die wel eens uit het oog verloren wordt, is de voorwaarde
van het ‘kapitaalbehoud’. Onder de oude vennootschapswetgeving was dat een
duidelijk gegeven: het maatschappelijk kapitaal mocht na de schenking of het
overlijden niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen. Maar het nieuwe
vennootschapsrecht, dat van toepassing is sinds 1 mei 2019, kent ook
kapitaalloze vennootschappen. De voorwaarde van het kapitaalbehoud moest dus
aangepast worden aan die nieuwe situatie. 

NV’s hebben onder het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen nog
steeds een maatschappelijk kapitaal. Voor hen verandert er niets. Net als onder
de oude wetgeving mag het kapitaal van een NV gedurende de drie jaar na het
overlijden of na de schenking niet dalen door uitkeringen of
terugbetalingen.

Heeft u echter een BV – ongeacht of het om een geconverteerde BVBA of om een
nieuwe BV gaat –, dan verwijst de kapitaalbehoudsvoorwaarde niet langer naar het
kapitaal van de vennootschap, maar is vereist dat het ‘eigen vermogen’ van de
vennootschap gedurende drie jaren niet daalt door uitkeringen of terugbetalingen
‘tot onder het bedrag van de verrichte inbrengen op het moment van het
overlijden of de schenkingsakte, zoals dat blijkt uit de jaarrekening’.

Er wordt dus enkel gekeken naar de jaarrekening. Dat houdt in dat het eigen
vermogen in de loop van het boekjaar wel zou kunnen dalen onder die grens, als
het maar weer hersteld is tegen het einde van het boekjaar, wanneer de
jaarrekening wordt opgemaakt. 

Het begrip ‘eigen vermogen’ is ook ruimer dan het begrip kapitaal, waardoor een
uitkering van het fiscaal kapitaal wel mogelijk is als er aan de andere kant een
overeenkomstige stijging van het eigen vermogen plaats vindt. 

3 jaar

Ook de termijn van 3 jaar is niet meer wat ie geweest is. Er wordt immers
gekeken naar de jaarrekening van de vennootschap om te oordelen of er, ten
aanzien van de datum van het overlijden, een daling van het eigen vermogen is
geweest. Dat betekent dat het eigen vermogen minstens op hetzelfde niveau moet
blijven in de 3 jaarrekeningen na het overlijden of de schenking.

Noteer ook dat er enkel gekeken worden naar een daling van het eigen vermogen
naar aanleiding van een uitkering of terugbetaling van het eigen vermogen. Als
het eigen vermogen van de onderneming daalt door verliezen, dat heeft dat géén
impact op de vrijstelling of vermindering.

Sanctie

Als de voorwaarden voor de vrijstelling (bij schenking) of vermindering (bij
overlijden) niet vervuld zijn of er niet langer voldaan wordt aan de
voorwaarden, dan wordt de vrijstelling of vermindering in principe niet
toegekend of gaat ze volledig verloren.

Bij een daling van het eigen vermogen is dat niet het geval: er is dan ‘slechts’
een evenredig verval van het gunstregime. Het gevolg is dat het bedrag van de
uitkering of terugbetaling zal belast worden aan het normale tarief, in de mate
dat daardoor het eigen vermogen onder de ondergrens zakt.

Liquidatiereserve

Heel wat ondernemers leggen in hun vennootschap een spaarpotje aan voor hun
pensioen. Voor dat spaarpotje, beter bekend als de liquidatiereserve, bestaat er
eveneens een bijzonder belastingstelsel. Hou er rekening mee dat die
liquidatiereserve geen deel uitmaakt van de inbrengen, maar wel van het eigen
vermogen. Als een dergelijke reserve dus wordt uitgekeerd, kan het gebeuren dat
het eigen vermogen daardoor tot onder het bedrag op de datum van schenking of
overlijden daalt. In dat geval zal de vrijstelling of vermindering effectief
verloren gaan.

Andere berichten